zaterdag 25 juli 2009

Een sluier onder de kerktoren

Het is de laatste tijd weer feest in ons multicultureel Belgenlandje: een halfslachtige oplossing bij het schrijnende falen van het asielbeleid, het chronisch en sluimerend racisme bij sommige werkgevers, een nieuwe rondje hoofddoekendebat en als top of the bill een Iman die oproept om niet meer naar school te gaan. Talrijke opiniestukken en columns werden dan ook de laatste weken (voornamelijk en opnieuw) aan het hoofddoekendebat gewijd.
Vanuit het superblanke en kerktorengerichte West-Vlaanderen probeer ik omtrent dit debat dan maar ook enkele woordjes op – virtueel - papier te zetten. Mij gelukprijzend dat ik niet in een positie zit van een Antwerpse schooldirectrice die moet vaststellen dat ook zij moet grenzen stellen aan haar multiculturele droom.
Hoewel ik er van uit ga dat de beslissing van het Koninklijk Atheneum in Antwerpen gefundeerd is, en misschien wel de enige mogelijke beslissing was (wie ben ik om het tegendeel te beweren), vind ik in het algemeen dat we moeten oppassen met allerlei regeltjes die ingevoerd worden met als reden het neutraliteitsbeginsel. Niemand is levensbeschouwelijk neutraal, zeker niet de gelovige, maar ook niet de vrijzinnige en zelfs niet de onverschillige. Allemaal hebben we een overtuiging en die overtuiging behoort niet enkel tot de privésfeer maar evenzeer tot de maatschappelijke omgeving. Binnen de maatschappij wenst men zijn overtuiging uit te dragen via de symbolen zoals een sticker op de auto, klederdracht, kledingsaccessoires (zoals een hoofddoek, een kruisje of een keppeltje), een kleurrijke hanenkam of een kale kop.
De westerse tolerantie betreffende religieuze en levensbeschouwelijke symbolen verschilt van land tot land en van gemeenschap tot gemeenschap. Zo zegt enerzijds het laïcistische Frankrijk “non” tegen “opvallende” religieuze symbolen en verbiedt dus de hoofddoek in openbare instellingen. In Londen, anderzijds, is een Bobby met een sikh-tulband een gekend straatbeeld.
Afgemeten aan ernst van de (jaarlijkse) rellen in de ballieu’s naar aanleiding van Quatorze Juillet dit jaar en de extreem rechtse traditie van Frankrijk heeft het hoofddoekenverbod in Frankrijk niet geleid tot meer integratie en/of tolerantie. Ook de meer tolerante houding in Groot-Brittannië stopt het rechts extremisme in dit land niet. Denk maar aan de recente overwinning van de extreem rechtse Britisch National Party.
Dus moeten we de vraag durven stellen of het hoofddoeken debat niet teveel een symbolisch en oppervlakkig debat is. De kern van de zaak zou wel eens dieper kunnen liggen.
Het klein burgerlijke Vlaanderen zal nu eigenlijk eens moeten leren dat een multiculturele samenleving een feit is en dat de nieuwkomers, allochtonen genaamd, steeds meer deel zullen uitmaken van onze samenleving. Een gevolg is dat ze ook hun levenswijze en hun filosofische overtuiging meebrengen naar ons land van melk en honing. We moeten dus als Westerlingen en Vlamingen met dit gegeven leren omgaan en dit durven zien als een uitdaging en een verrijking (ook letterlijk voor onze pensioenkas). Het moet ons uitdagen om de samenlevingsproblemen die daar automatisch uit voortvloeien aan te pakken en op te lossen. Enige tolerantie is daarbij nodig. Zo is het mogelijk dat uw garagepoort geplaatst wordt door een medemens met een mooi chocolade bruin kleurtje en ook u dokter kan er misschien iets minder blank uitzien. Daarbij moet de autochtoon dan vaststellen dat de gekleurde medemens, als hij de kans krijgt (en de wil heeft), zijn werk dan ook nog zo slecht niet doet. M.a.w. tolerantie en integratie is meer dan multiculturele feestjes, eten bij de Turk en de Chinees of rijden met een Japanse wagen.
Tolerantie betekent niet dat de Europese, Belgische of Vlaamse aboriginal zijn identiteit moet opgeven en zich moet aanpassen aan de wensen en overtuigingen van de nieuwe bewoners.
Ook zij hebben de taak zich te integreren en aan te passen aan de bestaande zeden, zonder dat ze daarbij hun authenticiteit moet opgeven. (Dit zou de samenleving enkel maar verarmen.) Dus ook van hun wordt de nodige inspanning, creativiteit en werklust verwacht.
Zo mogen wij van de moslims verwachten dat zij aanvaarden dat de westerse mannen en jongens, met uitzondering van enkele macho’s, een zomers geklede dame of een meisje in het zwembad op een gedistingeerde manier kunnen “bewonderen” zonder dat hun testosteron op hol slaat of hun verstand een meter lager valt. - Waarmee ik niet beweer dat dit bij bijv. (Noord)-Afrikanen wel zo is. - De omgang met lichamelijkheid is nu eenmaal anders in het westen dan in het verre of nabije oosten. Er is dus ook geen aanvaardbare reden om, bijvoorbeeld, een mannelijke verpleegkundige of arts te weigeren voor de medische verzorging van een moslimvrouw. Mijn vrouw moet in Iran ook niet in een minirokje rondlopen met een glas wijn in de hand. M.a.w. als wij ons begeven in een (fundamentalistisch) moslimland dan moeten wij ons ook aan bepaalde leefregels houden die niet de onze zijn.
Bovenstaande zijn natuurlijk de gekende clichés maar de moslimgemeenschap en hun leiders moeten, net zoals bijvoorbeeld Christenen, aanvaarden dat er een scheiding is van kerk en staat en dat de eigen vrijheid stopt waar het de andere zijn vrijheid in het gedrang brengt. Vrije meningsuiting in een democratisch land is een samenspel van individuele vrijheid en maatschappelijk belang.
Multicultureel samenleven is voor mij dan ook een samenspel van het aanvaarden van onze waarden en normen door de allochtone gemeenschap en het respecteren van het authentieke van iedere etnische bevolkinggroep. Als zowel “wij” als “zij” dit doen in een open debat, los van fundamentalisme en extremisme, maar met het nodige realisme dan zou het wel eens kunnen dat een sluier onder de kerktoren wel meer aanvaardbaar wordt.

zaterdag 4 juli 2009

De ingetrapte deur was reeds open

Naar aanleiding van een rapport van het federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg (KCE) verscheen er op 3 juli 2009 een artikel in De Standaard met als titel “Pillen helpen zelden bij alzheimer”. Het antwoord op de vraag of de beschikbare medicatie tegen de ziekte van alzheimer nuttig is, is genuanceerder. Maar krantenartikels en zeker hun titels zijn nu eenmaal niet genuanceerd. Zelfs de conclusies van het rapport van het kenniscentrum die vrij vernietigend zijn over het gebruik van deze middelen zijn genuanceerder dan het artikel. Dus om het op zijn Dehaenees te zeggen: “geloof nooit alles wat er in de gazet staat”. Het erge is natuurlijk dat ook de naaste betrokkenen én de alzheimer patiënt zelf deze ongenuanceerde stelling lezen.
De huidige medicatie bij de ziekte van Alzheimer, zoals algemeen geweten, is niet genezend. Hoogstens remt het het aftakelingsproces wat af. Daarom is het inderdaad vrij nutteloos om de ziekte van Alzheimer (en andere vormen van dementie) puur farmacologisch te behandelen. Het toedienen van medicatie bij personen met dementie is enkel nuttig als het kadert in een multidisciplinaire totaalzorg. Wie dit laatste nog ontkent houdt zich beter ver weg van diagnostiek en behandeling van dementie.
Deze begint met een duidelijke diagnose van de geheugenproblemen. Vooreerst moet men nagaan of de persoon die zich aanbiedt met geheugenproblemen wel één of andere vorm van dementie heeft. Lichamelijke oorzaken, psychische stoornissen (bijv. depressie),... kunnen immers ook geheugenproblemen veroorzaken. In een tweede fase is het belangrijk om het soort dementie vast te stellen. Medicatie is immers niet altijd nuttig bij elke dementie. Zo zijn ze (o.a.) nuttig bij de ziekte van Alzheimer, maar er bestaan nog tal van andere vormen van dementie. Een vroegtijdige en zo correct mogelijke diagnose (meestal gaat het nog steeds om een werkhypothese) is niet alleen belangrijk voor de medicamenteuze behandeling maar evenzeer voor de toekomstplanning. Zeker in een vroegtijdige fase van de ziekte moet de patiënt alle kans krijgen om daarbij zijn stem te laten horen. M.a.w. als een correcte diagnostiek enkel gebeurt om al dan niet een pilletje te starten dan is deze, mij inziens, vrij waardeloos.
Want een moderne behandeling van een persoon met dementie is een combinatie van een eventuele farmacologische therapie met (de veel belangrijkere) psychische en psychologische ondersteuning van de patiënt.
En zoals het KCE schrijft in zijn rapport is het uiterst belangrijk om de mantelzorgers van de patiënt professioneel te ondersteunen. En laat het nu net bij die ondersteuning zijn dat we als zorgsector aanvoelen dat de overheid - die wel de nutteloze ginkgo biloba preparaten terugbetaald - tekort schiet. Naar mijn informatie hebben de Expertise Centra Dementie (ECD), bijvoorbeeld, de opdracht gekregen om zich meer te richten op vorming van professionelen en dit ten koste van de patiëntenbegeleiding. Nochtans is de ervaring in de Brugse regio, waar het ECD Foton sinds jaren werkt met professionele consulenten -die waar nodig ook aan huis komen voor o.a. een ondersteunend gesprek- positief. De mantelzorgers en patiënten die in de geheugenkliniek over de vloer komen voor follow-up zijn uiterst positief over dergelijke waardevolle contacten. Hopelijk wordt dit project, die heden een proefproject blijkt, verder gefinancierd.
Een laatste nuancering wil ik maken i.v.m. de opname in een Woon en Zorgcentrum ( WZC, in de volksmond genaamd: gesticht, ‘t rustoord, …). Het moet duidelijk zijn dat het “nergens beter dan thuis” is, maar een opname in een WZC is geen schande of falen, geen rampscenario of strafkamp. Het is een volwaardige vorm van Wonen en Zorgen. Een aantal zorgsituaties laten nu eenmaal niet toe dat iemand in de thuissituatie verder kan verzorgd worden. Het is inderdaad meestal het stadium voor de hemel, maar het is daarom nog geen hel. Het negatieve beeld dat er nog steeds bestaat over WZC doet veel onrecht aan alle zorgverstrekkers die zich dagelijks inzetten voor een professionele, moderne en humane zorg in de residentiële setting. Niet in minst in de specifieke zorg voor dementerende personen.
Dus de zorg voor de medemens met dementie is er een met vele tentakels en facetten. Het is daarbij de kunst om de zorg individueel aan te passen. Een farmacologische therapie kan een van die facetten zijn, maar nooit de enige. Dit is reeds lang het algemeen leidmotief van wie op een serieuze en professionele manier bezig is met de zorg en behandeling van personen met dementie. M.a.w. het rapport van het KCE trapt eigenlijk een deur in die reeds openstond.

Klik hier om het artikel te lezen in De Standaard.
Lees het rapport van het KCE op http://www.kce.fgov.be/index_nl.aspx?SGREF=5260