maandag 31 augustus 2009

Denk eer ge schrijft

De laatste tijd is er in diverse opinieartikels nogal wat te doen rond de kwaliteit van zowel de journalistiek , alsook de online lezerreacties op de nieuwssites.
Zo bekritiseren Leo Neels (DM – 08/08/2009) en Tom Naegels (DS - 14/08/2009) – voor éénmaal mijn vriend - de berichtgeving rond de suïcide van Yasmine. In een ander opinieartikel (DS – 13/08/2009) nemen twee onderzoekers van de VUB de vaak bedroevende kwaliteit van de online reacties op de korrel.
Het is een open deur in trappen door te zeggen dat de Tv-journaals, (kwaliteits) kranten en tijdschriften steeds meer fait divers en populaire (nieuws?)feiten brengen.
Tot op heden zijn we, in vergelijking met het buitenland, nog steeds wat gespaard gebleven van al te diepgravende journalistiek in het privé leven van BV’s of non-BV’s. Hoewel ik niet echt een kenner ben, bemerk ik dat een bepaalde vorm van “gespecialiseerde” pers deze diepgravende journalistiek steeds meer beoefend. De verhalen omtrent scheidingen, verboden liefdes, slippertjes en andere zorgen van BV’s worden steeds smeuïger. Hoe meer slijk hoe liever. De waarheid of de juiste context is daarbij van tweede orde. Kwestie van de concurrentie voor te zijn. Zelfs als je kiest om uit het leven te stappen weten je ze nog te vinden. En omdat stiekem foto’s maken van iemand in het hiernamaals technisch iets moeilijker is, wordt dan maar de familie gestalkt. Schuldigen worden gezocht en automatisch gevonden. Ook non-BV’s die een akkefietje hebben zoals bijvoorbeeld een sterretje teveel laten tatoeëren, zijn een hoofditem in alle kranten en nieuwsbulletins.
En zoals het een moderne nieuwssite beaamt kan de burger dan ook zijn mening geven op deze gebeurtenissen. Als je de moeite doet om deze commentaren te lezen dan is het motto van de meeste schrijvers blijkbaar “hoe vettiger, hoe prettiger”. Als een moeder haar kind uit het oog verliest waardoor het verdrinkt dan staan we direct klaar met bijtende en beschuldigende commentaar. Als er 1 à 2% relevante commentaren zijn op nieuwswebsites dan is dit tegenwoordig een succes. Je zou dus van minder depressief worden en instorten.
Daarom geef ik bovenstaande criticasters gelijk als ze vragen aan de pers wat zorgvuldiger te zijn en daarbij ook de relevantie van de online-reacties in twijfel trekken.
Het feit dat een dergelijke vorm van platte journalistiek beoefend wordt heeft zowel te maken met de hebzucht van de persmagnaten als met de lezer zelf die dergelijke verhalen gretig opslorpt. Zonder de informatie verteerd te hebben en wat te laten bezinken flapt hij er dan ook nog eens een platte, racistische, scheldende oneliner uit op een af andere nieuwswebsite.
Ook bij relevante artikels zijn de reacties vaak een scheldproza van zeer bedenkelijke kwaliteit.
Is dit het niveau van pers en nieuwsgaring dat we willen hebben? Is het op dergelijk niveau dat we de maatschappelijke discussie via de moderne media willen voeren? Hopelijk niet.
Daarom moet zowel de nieuwsmaker als de nieuwslezer (en commentator) dringend meer verantwoordelijk handelen. Aan de lezers van de boekskes zou ik zeggen: lees die brol niet meer. Klik niet meer op de links met wereldschokkend nieuws over la Spears. Als je eens een pikante liefdesstory wil lezen, koop een kwaliteitsvolle (erotische) roman.
Aan de Beyers en de Siffers van deze wereld die deze rommel maken zeg ik: verhoog uw niveau of stop ermee. Er zijn nog andere meer interessante commerciële activiteiten. Ook de kwaliteitspers moet zorgen dat ze haar niveau blijft houden, want ze zijn de laatste jaren ook steeds meer de populaire toer aan het opgaan. Zeker via hun websites.
Ook enige vorm van moderatie op de online reacties zou welkom zijn. Dit is mij inziens geen censuur. Dit zal (en mag) ook niet betekenen dat reageren op een krantenartikel een elitaire bezigheid zou worden. Het is niet de grammatica en de spelling die moeten worden gekeurd. (Anders mag ook ik niet meer schrijven.) Ook inzake het woordgebruik moet iets door de vingers kunnen gezien worden, want het is vooral de inhoud van de reactie die telt. Daarbij is het onbelangrijk of deze komt van mevr. de directrice of de klusjesman.
Dus als alle lezers al denkend lezen en schrijvers denken eer ze schrijven zijn we al een heel stuk verder. Zo kunnen er mooie en interessante (virtuele) discussies ontstaan. Aarzel dus niet om te reageren op deze column. De reacties worden gemodereerd, u weze gewaarschuwd.


- Klik hier om de opinie van Leo Neels te lezen. (DM – 08/08/2009)
- Klik hier om de column van Tom Naegels te lezen. (DS - 14/08/2009)
- Klik hier om het opniestuk “Online reageren is meer dan schelden” te lezen van Ike Picone en Sari Depreeuw (DS 13/08/2009)

maandag 10 augustus 2009

16 jaar, hopelijk voor eeuwig…

”Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden” (Mat.19:6).
O.a. op dit Bijbelcitaat baseren Christenen zich om het huwelijk als een levenslang engagement te beschouwen. O.a. de katholieke kerk staat dan ook niet toe dat een kerkelijk huwelijk wordt ontbonden, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden.
Heden wordt er minder voor de kerk getrouwd omdat in onze geseculariseerde wereld nu eenmaal veel mensen kerk en geloof hebben verlaten. Degene die het vandaag wel nog doen, doen het (steeds) meer uit overtuiging en steeds minder om van het gezaag van (schoon)moeder af te zijn. Gelukkig maar.
Men kan discussiëren over de haalbaarheid van dit Bijbelse gebod en steeds meer gehuwden, ook kerkelijk gehuwden, halen “de eindstreep” niet meer. Het aantal echtscheidingen in ons land is vorig jaar gestegen met 17,6 %, wat een nieuw record is. Daarbij komen alle niet-gehuwde samenwonenden die langdurig een relatie hebben en uit elkaar gaan niet voor in deze cijfers.
Het is geen schande meer om te scheiden. Waar men vroeger als vrouw bij manlief bleef, ondanks de slagen, de zatlapperij en de hoerenloperij, kan men het men vandaag het zich (meestal) permitteren om voor lichtere feiten te scheiden. Gelukkig maar. Het is goed dat men uit een relatie kan stappen die verstikkend, uitzichtloos of respectloos (geworden) is. Ondanks bovenstaand Bijbels gebod hebben ook Christelijke organisaties zoals de KAV veel aandacht voor mensen die uit de echt zijn gescheiden. Dit zowel met praktisch advies als spirituele en emotionele ondersteuning. Dit lijkt mij een logisch gegeven want: "Wie zonder zonde is werpe de eerste steen." (Johannes 8:7).
Maar we mogen zoals Peter Vande Vyvere in Tertio (nr 494, 29-07-2009) schrijft, scheiding niet banaliseren. Scheidingen zijn (meestal) drama’s, zowel voor de partners als voor de eventuele kinderen. Een goede juridische, professionele begeleiding maar vooral een goede opvang door de omgeving kan daarbij enig soelaas brengen. Het is daarbij ook belangrijk dat er eveneens aandacht is voor scheidingen uit langdurige relaties (al dan niet met kinderen) zonder dat het tot een huwelijk gekomen is. Het drama is niet minder groot omdat men niet officieel en/of kerkelijk gehuwd is.
Het groot aantal (echt)scheidingen moet aanzien worden als een ernstig maatschappelijk probleem die de hoeksteen van onze samenleving, het gezin, te veel ontwricht. Daarom moeten Christelijke organisaties ook blijven investeren, zoals ze reeds heel lang doen, in relatievorming. Deze vormingen moeten zowel open staan voor diegenen die zich voorbereiden op een Christelijke huwelijk als voor mensen die kiezen voor een andere relatievorm. Het is dan ook verfrissend dat o.a. de KLJ hun verloofdenontmoetingen openstelt voor beide groepen.
Want vanuit hun geloof moet de Christelijke gemeenschap streven naar minder (echt)scheidingen. Dit via primaire preventie (aandacht voor relatievorming zowel binnen het gezin als er buiten – o.a. het onderwijs -); secundaire preventie (steun bieden bij relatieproblemen) en tertiaire preventie (aandacht hebben voor de individuele en maatschappelijke problemen die voortvloeien uit de vele relatiebreuken).
De openheid naar andere relatievormen en de aandacht voor echtgescheiden koppels en nieuw samengestelde gezinnen betekent niet dat daarom het Christelijk huwelijk gebanaliseerd wordt. Dit blijft voor Christenen de ultieme bezegeling van een liefdesrelatie tussen man en vrouw. Maar als Christelijke gemeenschap hebben we de taak om te streven naar een betere wereld, zowel voor mede-overtuigden als anders overtuigden. Een niet-dogmatische aandacht voor maatschappelijke problemen is daarbij belangrijk.
Voilà genoeg gepreekt, en nu terug naar de praktijk en mijn vrouw wat aandacht geven waarmee ik reeds 16-jaar gelukkig gehuwd ben. Dat ik het geluk mag hebben dat dit eeuwig duren mag…

zaterdag 25 juli 2009

Een sluier onder de kerktoren

Het is de laatste tijd weer feest in ons multicultureel Belgenlandje: een halfslachtige oplossing bij het schrijnende falen van het asielbeleid, het chronisch en sluimerend racisme bij sommige werkgevers, een nieuwe rondje hoofddoekendebat en als top of the bill een Iman die oproept om niet meer naar school te gaan. Talrijke opiniestukken en columns werden dan ook de laatste weken (voornamelijk en opnieuw) aan het hoofddoekendebat gewijd.
Vanuit het superblanke en kerktorengerichte West-Vlaanderen probeer ik omtrent dit debat dan maar ook enkele woordjes op – virtueel - papier te zetten. Mij gelukprijzend dat ik niet in een positie zit van een Antwerpse schooldirectrice die moet vaststellen dat ook zij moet grenzen stellen aan haar multiculturele droom.
Hoewel ik er van uit ga dat de beslissing van het Koninklijk Atheneum in Antwerpen gefundeerd is, en misschien wel de enige mogelijke beslissing was (wie ben ik om het tegendeel te beweren), vind ik in het algemeen dat we moeten oppassen met allerlei regeltjes die ingevoerd worden met als reden het neutraliteitsbeginsel. Niemand is levensbeschouwelijk neutraal, zeker niet de gelovige, maar ook niet de vrijzinnige en zelfs niet de onverschillige. Allemaal hebben we een overtuiging en die overtuiging behoort niet enkel tot de privésfeer maar evenzeer tot de maatschappelijke omgeving. Binnen de maatschappij wenst men zijn overtuiging uit te dragen via de symbolen zoals een sticker op de auto, klederdracht, kledingsaccessoires (zoals een hoofddoek, een kruisje of een keppeltje), een kleurrijke hanenkam of een kale kop.
De westerse tolerantie betreffende religieuze en levensbeschouwelijke symbolen verschilt van land tot land en van gemeenschap tot gemeenschap. Zo zegt enerzijds het laïcistische Frankrijk “non” tegen “opvallende” religieuze symbolen en verbiedt dus de hoofddoek in openbare instellingen. In Londen, anderzijds, is een Bobby met een sikh-tulband een gekend straatbeeld.
Afgemeten aan ernst van de (jaarlijkse) rellen in de ballieu’s naar aanleiding van Quatorze Juillet dit jaar en de extreem rechtse traditie van Frankrijk heeft het hoofddoekenverbod in Frankrijk niet geleid tot meer integratie en/of tolerantie. Ook de meer tolerante houding in Groot-Brittannië stopt het rechts extremisme in dit land niet. Denk maar aan de recente overwinning van de extreem rechtse Britisch National Party.
Dus moeten we de vraag durven stellen of het hoofddoeken debat niet teveel een symbolisch en oppervlakkig debat is. De kern van de zaak zou wel eens dieper kunnen liggen.
Het klein burgerlijke Vlaanderen zal nu eigenlijk eens moeten leren dat een multiculturele samenleving een feit is en dat de nieuwkomers, allochtonen genaamd, steeds meer deel zullen uitmaken van onze samenleving. Een gevolg is dat ze ook hun levenswijze en hun filosofische overtuiging meebrengen naar ons land van melk en honing. We moeten dus als Westerlingen en Vlamingen met dit gegeven leren omgaan en dit durven zien als een uitdaging en een verrijking (ook letterlijk voor onze pensioenkas). Het moet ons uitdagen om de samenlevingsproblemen die daar automatisch uit voortvloeien aan te pakken en op te lossen. Enige tolerantie is daarbij nodig. Zo is het mogelijk dat uw garagepoort geplaatst wordt door een medemens met een mooi chocolade bruin kleurtje en ook u dokter kan er misschien iets minder blank uitzien. Daarbij moet de autochtoon dan vaststellen dat de gekleurde medemens, als hij de kans krijgt (en de wil heeft), zijn werk dan ook nog zo slecht niet doet. M.a.w. tolerantie en integratie is meer dan multiculturele feestjes, eten bij de Turk en de Chinees of rijden met een Japanse wagen.
Tolerantie betekent niet dat de Europese, Belgische of Vlaamse aboriginal zijn identiteit moet opgeven en zich moet aanpassen aan de wensen en overtuigingen van de nieuwe bewoners.
Ook zij hebben de taak zich te integreren en aan te passen aan de bestaande zeden, zonder dat ze daarbij hun authenticiteit moet opgeven. (Dit zou de samenleving enkel maar verarmen.) Dus ook van hun wordt de nodige inspanning, creativiteit en werklust verwacht.
Zo mogen wij van de moslims verwachten dat zij aanvaarden dat de westerse mannen en jongens, met uitzondering van enkele macho’s, een zomers geklede dame of een meisje in het zwembad op een gedistingeerde manier kunnen “bewonderen” zonder dat hun testosteron op hol slaat of hun verstand een meter lager valt. - Waarmee ik niet beweer dat dit bij bijv. (Noord)-Afrikanen wel zo is. - De omgang met lichamelijkheid is nu eenmaal anders in het westen dan in het verre of nabije oosten. Er is dus ook geen aanvaardbare reden om, bijvoorbeeld, een mannelijke verpleegkundige of arts te weigeren voor de medische verzorging van een moslimvrouw. Mijn vrouw moet in Iran ook niet in een minirokje rondlopen met een glas wijn in de hand. M.a.w. als wij ons begeven in een (fundamentalistisch) moslimland dan moeten wij ons ook aan bepaalde leefregels houden die niet de onze zijn.
Bovenstaande zijn natuurlijk de gekende clichés maar de moslimgemeenschap en hun leiders moeten, net zoals bijvoorbeeld Christenen, aanvaarden dat er een scheiding is van kerk en staat en dat de eigen vrijheid stopt waar het de andere zijn vrijheid in het gedrang brengt. Vrije meningsuiting in een democratisch land is een samenspel van individuele vrijheid en maatschappelijk belang.
Multicultureel samenleven is voor mij dan ook een samenspel van het aanvaarden van onze waarden en normen door de allochtone gemeenschap en het respecteren van het authentieke van iedere etnische bevolkinggroep. Als zowel “wij” als “zij” dit doen in een open debat, los van fundamentalisme en extremisme, maar met het nodige realisme dan zou het wel eens kunnen dat een sluier onder de kerktoren wel meer aanvaardbaar wordt.

zaterdag 4 juli 2009

De ingetrapte deur was reeds open

Naar aanleiding van een rapport van het federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg (KCE) verscheen er op 3 juli 2009 een artikel in De Standaard met als titel “Pillen helpen zelden bij alzheimer”. Het antwoord op de vraag of de beschikbare medicatie tegen de ziekte van alzheimer nuttig is, is genuanceerder. Maar krantenartikels en zeker hun titels zijn nu eenmaal niet genuanceerd. Zelfs de conclusies van het rapport van het kenniscentrum die vrij vernietigend zijn over het gebruik van deze middelen zijn genuanceerder dan het artikel. Dus om het op zijn Dehaenees te zeggen: “geloof nooit alles wat er in de gazet staat”. Het erge is natuurlijk dat ook de naaste betrokkenen én de alzheimer patiënt zelf deze ongenuanceerde stelling lezen.
De huidige medicatie bij de ziekte van Alzheimer, zoals algemeen geweten, is niet genezend. Hoogstens remt het het aftakelingsproces wat af. Daarom is het inderdaad vrij nutteloos om de ziekte van Alzheimer (en andere vormen van dementie) puur farmacologisch te behandelen. Het toedienen van medicatie bij personen met dementie is enkel nuttig als het kadert in een multidisciplinaire totaalzorg. Wie dit laatste nog ontkent houdt zich beter ver weg van diagnostiek en behandeling van dementie.
Deze begint met een duidelijke diagnose van de geheugenproblemen. Vooreerst moet men nagaan of de persoon die zich aanbiedt met geheugenproblemen wel één of andere vorm van dementie heeft. Lichamelijke oorzaken, psychische stoornissen (bijv. depressie),... kunnen immers ook geheugenproblemen veroorzaken. In een tweede fase is het belangrijk om het soort dementie vast te stellen. Medicatie is immers niet altijd nuttig bij elke dementie. Zo zijn ze (o.a.) nuttig bij de ziekte van Alzheimer, maar er bestaan nog tal van andere vormen van dementie. Een vroegtijdige en zo correct mogelijke diagnose (meestal gaat het nog steeds om een werkhypothese) is niet alleen belangrijk voor de medicamenteuze behandeling maar evenzeer voor de toekomstplanning. Zeker in een vroegtijdige fase van de ziekte moet de patiënt alle kans krijgen om daarbij zijn stem te laten horen. M.a.w. als een correcte diagnostiek enkel gebeurt om al dan niet een pilletje te starten dan is deze, mij inziens, vrij waardeloos.
Want een moderne behandeling van een persoon met dementie is een combinatie van een eventuele farmacologische therapie met (de veel belangrijkere) psychische en psychologische ondersteuning van de patiënt.
En zoals het KCE schrijft in zijn rapport is het uiterst belangrijk om de mantelzorgers van de patiënt professioneel te ondersteunen. En laat het nu net bij die ondersteuning zijn dat we als zorgsector aanvoelen dat de overheid - die wel de nutteloze ginkgo biloba preparaten terugbetaald - tekort schiet. Naar mijn informatie hebben de Expertise Centra Dementie (ECD), bijvoorbeeld, de opdracht gekregen om zich meer te richten op vorming van professionelen en dit ten koste van de patiëntenbegeleiding. Nochtans is de ervaring in de Brugse regio, waar het ECD Foton sinds jaren werkt met professionele consulenten -die waar nodig ook aan huis komen voor o.a. een ondersteunend gesprek- positief. De mantelzorgers en patiënten die in de geheugenkliniek over de vloer komen voor follow-up zijn uiterst positief over dergelijke waardevolle contacten. Hopelijk wordt dit project, die heden een proefproject blijkt, verder gefinancierd.
Een laatste nuancering wil ik maken i.v.m. de opname in een Woon en Zorgcentrum ( WZC, in de volksmond genaamd: gesticht, ‘t rustoord, …). Het moet duidelijk zijn dat het “nergens beter dan thuis” is, maar een opname in een WZC is geen schande of falen, geen rampscenario of strafkamp. Het is een volwaardige vorm van Wonen en Zorgen. Een aantal zorgsituaties laten nu eenmaal niet toe dat iemand in de thuissituatie verder kan verzorgd worden. Het is inderdaad meestal het stadium voor de hemel, maar het is daarom nog geen hel. Het negatieve beeld dat er nog steeds bestaat over WZC doet veel onrecht aan alle zorgverstrekkers die zich dagelijks inzetten voor een professionele, moderne en humane zorg in de residentiële setting. Niet in minst in de specifieke zorg voor dementerende personen.
Dus de zorg voor de medemens met dementie is er een met vele tentakels en facetten. Het is daarbij de kunst om de zorg individueel aan te passen. Een farmacologische therapie kan een van die facetten zijn, maar nooit de enige. Dit is reeds lang het algemeen leidmotief van wie op een serieuze en professionele manier bezig is met de zorg en behandeling van personen met dementie. M.a.w. het rapport van het KCE trapt eigenlijk een deur in die reeds openstond.

Klik hier om het artikel te lezen in De Standaard.
Lees het rapport van het KCE op http://www.kce.fgov.be/index_nl.aspx?SGREF=5260

zondag 21 juni 2009

Nous sommes quand-même tous des Européens

“Europa kijkt naar rechts” las ik in de Knack na de verkiezingen van 7 juni ll. Ondanks de crisis, waarbij men zou denken dat het proletariaat massaal voor links zou kiezen uit angst voor het verlies van sociale bescherming. Niet dus, het werd centrumrechts. (In Wallonië hield het met schandalen geplaagde PS wel opvallend stand.) In Europa betekent dat “lang leve de Christendemocratie”.
Met veel leedvermaak en grote uitspraken werd het Vlaams Belang bij ons ten grave gedragen. Maar schijn bedriegt. Hoewel onze Vlaamse xenofobe trots een dreun kreeg, bereikt ze toch nog steeds 15% van de Vlaamse kiezers. (Ondanks of dankzij “de pocket van Mohammed”).
Ook elders in Europa is de rechtse stem niet altijd zo centrum. Zo kreeg in ons verdraagzame buurland van kaas en Heineken de rechtse populist Geert Wilders met zijn anti-islam discours maar eventjes 17% van de stemmen. In het Vereningd Koninkrijk krijgt de extreem rechts Britisch National Party twee zetels. Daarnaast doen ook andere Eurosceptische partijen het goed. Het Europees gemiddelde van de kiezersopkomst lag slecht op 43%. M.a.w. de Europese burger zegt “foert” tegen Europa of hij kan zich niet identificeren met de huidige organisatie die zich de Europees Unie noemt.
De oplossing daarbij is volgens Guy Verhofstadt dat we onze huidige identiteiten achter ons moeten laten voor een “Europese identiteit” en dat we zelfs moeten streven naar multicultureel burgerschap waar identiteit geen belang heeft. Toen ik dit voor de eerste maal hoorde of las dacht ik: wat een fijne liberale gedachte: back to the USSR.
Dergelijke zienswijzen zijn dus klare nonsens wil men mensen warm maken voor een (noodzakelijke) Europese identiteit. Het zich vasthouden aan een gekende identiteit (Vlaming, Bruggeling, Club of Cercle supporter, Vlaming, verpleegkundige of –waarom niet- Belg ) is des mensen en het zich (moeten) aanmeten van een nieuwe identiteit gebeurt niet via een revolutie. Revolutie brengt meestal angst en onzekerheid. Naast de Vlaams-Waalse tegenstelling is het belang van identiteit, mij inziens, dan ook een reden van de verkiezingsoverwinning van het NVA.
Hoe Europees we dus ook mogen denken, een Italiaan en een Duitser zullen, gelukkig maar, nooit dezelfde worden.
Als men Europa dus dichter bij zijn burgers wil brengen zal men niet alleen de aversie tegen de Brusselse bureaucratie in zijn juist perspectief moeten plaatsen, maar zal men ook de noodzaak aan meer Europa moeten verenigen met het behoud van de vertrouwde (nationale en/of culturele) identiteit. Deze dubbele opdracht is zowel een opdracht voor de Europese instellingen als voor de landen van de unie. Een verenigd Europa is immers een must.
Door de groeiende macht van het Europees parlement kan de Europese burger zich misschien reeds iets meer identificeren met dit parlement dan vroeger. De verkozenen des volks komen de laatste jaren toch iets meer in beeld en dat is een klein lichtpuntje. Maar ook de Europese Commissie en de Brusselse bureaucraten zullen moeten zorgen dat ze dichter bij de burger komen te staan. Want al te vaak is er het gevoel zoals men vroeger had t.o.v. de NMBS: in het verleden vergaten onze spoorwegen wel eens dat er ook reizigers op de trein zitten, heden vergeet Europa soms dat er ook burgers zijn waarvoor ze moeten zorgen. Denk maar aan het gebrek aan aandacht inzake het “sociaal Europa”.
Daardoor is er bij de burger geen Europese gedachte. De huidige generatie heeft ook de traumatische jaren van WO II niet meer meegemaakt wat de gedachte van een verenigd Europa als veiligheidsmaatregel verzwakt. Nochtans blijft dit een belangrijke reden om te streven naar meer Europa. Denk maar aan het Balkan debacle.
Dit alles leidt tot een gebrek aan emotionele binding met Europa. En die emotionele binding is o zo noodzakelijk voor de identificatie (denk aan het wij-gevoel in families, straatbendes, jeugdbewegingen, verenigingen allerhande,…)
Om een begin te maken van die Europese identificatie stoppen de lidstaten vandaag best met “Europa” te gebruiken als zondebok. Al te veel wordt bij het nemen van onpopulaire maatregelen naar Europa verwezen. Als men door de “schuld” van Europese instellingen een verbetering kan (of moet) aanbrengen dan vergeet men dat er toevallig bij te vermelden. Zo kweekt men eurosceptische wezens.
Een Europese identiteit bestaat. Reis maar eens naar Canada of de V.S. Je ervaart, voelt, ruikt en –jammer genoeg- proeft er een andere Westerse cultuur. Het feit is echter dat de Europeaan zich vandaag nog steeds meer identificeert – en dit is geen waardeoordeel, maar een historisch gegeven – met zijn eigen natie dan met zijn continent.
De top van de Europese Unie en zij die claimen Europese voortrekkers te zijn – zoals Verhofstadt zichzelf profileert- moeten dan ook de verscheidenheid in en de uniciteit van de Europese identiteit aanvaarden wil men een Europees gevoel creëren. Mia Doornaert (DS 03/04/2009) verwoordt het zo: de Europese identiteit wortelt in een diepe grond, gevormd door diverse lagen teelaarde die er doorheen de eeuwen zijn gestapeld. Nergens elders bestaat er een historische teelaarde met diezelfde samenstelling en daarom groeide er een complex en uniek gewas uit, Europa.
Een mooie gedachte om te werken aan een Europese identiteit en zo rechts populistische en eurosceptische stemmen te counteren. Daarbij heeft, zoals Hubert Van Humbeeck het zegt (Knack 10/06/2009), de christendemocratische familie als winnaar van de Europese verkiezingen een belangrijke rol. Allez allez roulez monsieur Barroso et maintenant pour tous les Européens.

zaterdag 6 juni 2009

Stel dat de duisternis toch niet zo donker is.

Reeds bij het in voege treden van de wet op euthanasie is er een offensief gestart voor de uitbreiding van de wet voor personen met dementie en andere wilsonbekwamen.
Na de euthanasie van Hugo Claus is de discussie tevens weer opgelaaid.
In de diverse media verschenen de laatste jaren dan ook talrijke opiniestukken pro en contra. Vele reportages worden en werden gewijd aan het thema. Daarbij eisen voornamelijk de voorstanders van euthanasie en de uitbreiding van de wet de aandacht op.
Zondag 17 mei 2009 werd er op canvas een panoramareportage uitgezonden omtrent dit thema met als titel “sterven voor het duister valt”. Daar de trailer en titel een (terug) eenzijdige belichting van het thema deden vermoeden begon ik dan ook met enige scepticisme te kijken naar de panorama-uitzending. Het begin deed vermoeden dat ik gelijk zou krijgen, maar uiteindelijk bleken verder in de reportage ook kritische stemmen aan bod te komen. Daarom wens ik de programmamakers dan ook een proficiat voor hun evenwichtige reportage.
In de uitzending werd duidelijk hoe moeilijk het thema euthanasie en euthanasie bij personen met dementie wel is. Eén van de thema’s die aan bod kwamen was, indien de wet zou uitgebreid worden, wie uiteindelijk zou beslissen wanneer het leven van de persoon met dementie onwaardig is en wanneer de wilsbeschikking moet uitgevoerd worden. Stel dat de persoon met dementie in de beginfase van zijn ziekte uitte dat hij of zij niet meer wil leven als de partner niet meer herkend wordt. Wat dan als je bij een dergelijke fase van de ziekte vaststelt dat, ondanks de niet-herkenning, de persoon met dementie eigenlijk gelukkig is en dat er geen lijdensdruk is. En dat daarbij de persoon in zijn dementie, ondanks een wilsverklaring, op een dergelijk moment uitdrukt te willen blijven leven. Zelfs prof. De Deyn, die Hugo Claus begeleidde bij zijn euthanasievraag, - en dat siert hem- liet in de reportage duidelijk merken dat hij in een dergelijk geval zou twijfelen.
De maatschappij kan nog steeds onvoldoende om met lijden en tegenslag. Alles moet mooi, jong, dynamisch en fun zijn. Negatieve gevoelens worden weggedrukt, weggelachen, weggekocht en gebanaliseerd. Ziek zijn is niet aan de orde. Men durft er niet aan denken. En dat is nu net het punt.
Het zich af en toe eens bezinnen (samen met je naasten) over wat als “het leven” en “de gezondheid”plots niet meer is zoals men hoopte, moet men beschouwen als een gezonde, noodzakelijke levenstaak. Daarbij moet men ook durven denken over de implicaties bij het verlies van geestelijke vermogens.
In onze (vaak te overdreven) rationele maatschappij wordt het verlies van geestelijke vermogens terecht als dramatisch beschouwd. Maar de menselijke psyche heeft ook nog een gevoelsmatig aspect en net dat aspect blijft vaak lang bewaard bij personen met dementie. Daarom betekent een (gedeeltelijk) verlies van de ratio niet dat je geen menselijk persoon meer bent. Er blijft steeds een persoonlijke en sociale identiteit aanwezig.
Om dergelijke redenen en omdat het beeld omtrent dementie in onze maatschappij onjuist is, is mij inziens de tijd niet rijp voor een uitbreiding van de -volgens mij nu al te liberale- wet inzake euthanasie. Laten we eerst zorgen dat de maatschappij een meer genuanceerd beeld heeft van dementie. Laten we eerst investeren in een vroegtijdige zorgplanning en die start eigenlijk vanaf dag 1 na een dergelijke verschrikkelijke diagnose.
Laten we m.a.w. eerst de maatschappij leren omgaan met dementie daar het inderdaad is zoals Jan Hoet ooit zei: “Dementie is vooral erg als de samenleving er niet mee om kan gaan.”
Aanschouw dit pamflet daarbij niet als een pleidooi om de maatschappelijke discussie te stoppen. Deze moet verder gaan! Daarbij mag het echter niet gaan om een ongefundeerde (politieke) welles-nietes discussie. En zoals bij elke principiële discussie mag je nooit zeggen nooit…

Herbekijk de panoramareportage “Sterven voor het duister valt”

zaterdag 16 mei 2009

Goedele & Tom

(Reactie op het column Hostiel van Tom Naegels in de De Standaard van 09 Mei 2009)
Hoewel het duidelijk is dat Goedele met haar “stunt” enkel aandacht wil trekken voor haar boekske en eigenlijk enkel maar commotie wil in de hoop dat haar schrijfsels wat beter verkopen vond ik het, tegen beter weten in, toch nodig te reageren. Zeker na het lezen van het hersenbrouwsel van Tom Naegels. Als ruimdenkende, kritisch ingestelde en moderne Christen kan ik wel tegen een stootje (wedden dat dhr. Naegels en mevr. Liekens daar een seksuele opmerking over maken), maar trop is teveel. Spot en ironie maken deel uit van de vrije meningsuiting. Een gelukkig recht dat wij hier in ons Belgenland kennen. Maar vooraleer je de spot drijft met iets moet je ook weten wanneer je echt op iemand zijn ziel trapt. Wat Goedele Liekens en haar entourage doen is raken aan de KERN van het Katholieke geloof: het lichaam van Christus, gesymboliseerd door de Hostie en de woorden die Hij zelf daarbij sprak. Als Goedele Liekens niet beseft dat dergelijke symbolen niet kunnen gebruikt worden voor platte commerce, dan weet ze niet enkel geen barst van seksualiteit, maar evenmin van sociologie waarvan Godsdienstbeleving een onderdeel is. Ze beweert nochtans het tegendeel. Als er daarbij dan een column verschijnt van Tom Naegels die nogmaals een emmer stront over de hoofden van de beminde geloven gooit dan is zelfs voor mij als ruimdenkende Christen de maat vol. Hoe een dergelijke platvloers schrijfsel in De Standaard terecht komt is mij een raadsel. Mijn reactie was dan ook: hoe de fuck enz. Hoewel ik geen familie ben van “de lange tenen” vraag ik als gelovige toch enig respect van de vrijzinnigen en de onzinnigen. Er kan heel wat kritiek geuit worden op “de Godsdienst” in het algemeen en op de Katholieke kerk in het bijzonder, maar ik krijg steeds meer het gevoel dat we de dag van vandaag leven in een staat van fundamentalistische vrijzinnigheid. En mevr. Degryse (DS 7-05-2009), het zijn heus niet enkel diep gelovige, vrome christenen of het Vlaams Belang (deze partij staat zelfs in contradictie met de Christelijke waarden) die aanstoot nemen aan dit “relletje”. Ook de “gewone katholiek” is op zijn ziel getrapt. M.a.w. als het allemaal zo onschuldig bedoeld was, dan zijn excuses hier op hun plaats. Zeker omdat het hier gaat om een commerciële stunt, die mijn inziens een ander gegeven is dan een kritische cartoon. Gezien Christenen vergevingsgezind zijn zullen deze waarschijnlijk aanvaard worden. Dhr. Naegels zal mijn inziens toch wat meer penitentie in petto moeten hebben. Het symbool van de Hostie is nu eenmaal geen onschuldig engeltje.